ࡱ> :<7895@ bjbj22"XX*******>ppp8p\6qL>S#2rr"rrrkvkvkv~"""""""$$R&Z"i*kvukvkvkv"**rr #vvvkv"*r*r~"vkv~"v vvv**~!rr p0ǔQcpv":|!##0S#1'v"1'~!>>****1'*~!kvkvvkvkvkvkvkv"">>dnpv>>pSOCIAAL-CULTUREEL WERK H1 cultuur, cultureel werk en sociaal cultureel werk 1.1 cultuur: een complex begrip 1.1.1 cultuur: op zoek naar een beschrijving cultuur = een menselijk product, voortdurend in evolutie, gebonden aan tijd en ruimte cultuur = geheel van materile en geestelijke verworvenheden, bewaard en gebruikt door een bepaalde samenleving ( opvattingen bepaald door tradities ( aanvankelijk overheerst het filosofische idealisme: cultuur gekoppeld aan het hogere, geestelijke of als aanduiding van vorm, inhoud en geestelijke gerichtheid van het menselijk handelen 1.1.2 naar de inhoud inhoudelijke dimensie 3 niveaus: ideologisch: geheel van waarden, normen, doeleinden en verwachtingen gedragsmatig: acties en interacties, rol- en relatieproblemen, sociale verhoudingen en betrekkingen materieel: cultuurgoederen, van kastelen over boeken en computers 1.1.3 cultuur als proces tweerichtingsproces instandhouden van het systeem: continuteitsproces = cultuuroverdracht verandering, cultuur moet beleefd worden, culturele relaties zijn altijd wederkerig (ontvangen + reproduceren) 1.1.4 cultuur als sector: enge opvatting enge opvatting: cultuur als n sector van de realiteit  vrijetijdsaangelegenheid, luxesector gevolg: sociale feiten, gedragspatronen en samenlevingsvormen worden geplaatst buiten de culturele sectoren beperkt het begrip cultuur tot de beoefening en verwerving van geestesgoederen cultuur wordt het resultaat genoemd van geestelijke verfijning, als uiting van een burgerlijke levensstijl, een intellectuele verwerking van het bestaan cultuur brengt ook kunstzinnige uitdrukkingsvormen en kunstvoorwerpen tot stand SCW kiest voor de brede opvatting: het proces en product van het bewoonbaar maken van de wereld door de mensen 1.1.5 cultuur als facet van de sociale werkelijkheid: brede opvatting cultuur als facet: het geheel van instanties, levensstijlen en goederen die slechts betekenisvol zijn binnen een bepaalde sociale context en die binnen een andere beschaving soms compleet zinloos zijn brede cultuuropvatting: een geheel van waarden, normen, ideen en opvattingen dat behoort bij een bepaald mens- en mij-beeld dat zijn neerslag vindt in een bepaald maatschappelijk ethos dat richting geeft aan menselijk handelen dat zijn creatieve uitdrukking vindt in bepaalde levensstijlen en cultuurgoederen 1.1.6 cultuur als specifieke levensstijl `" levensstijlen in onze mij specifieke cultuur van de arbeidersklasse? 2 opvattingen: (eng) levensstijl van de arbeiders = door armoede getekende variant van de burgerlijke levensstijl (vooral door het ontbreken van financile middelen) verburgerlijking van de arbeidersklasse door stijging van welvaart (breed) authentieke eigen cultuur, arbeider handelt als arbeider en boer als boer ( duidelijk afgelijnd en beschermd tegen invloeden sociale positie heeft invloed op de levensstijl SCWers moeten zich bezinnen over hun eigen plek op de mij-ke ladder: doe/praat -> moeten met elkaar in overeenstemming worden gebracht 1.2 omgaan met cultuur Cultuur = de arbeid die in en samenleving steeds doelgericht en systematisch wordt verricht om cultuur te scheppen: het proces van zoeken en vinden van nieuwe, waardevolle antwoorden en uitdagingen van het bestaan in wetenschappen en kunsten om cultuur te bewaren: betreft het archief- en museumwezen, de zorg voor monumenten en landschappen, de zorg voor het behoud van wat goed en waardevol is om cultuur te verspreiden: voorlichting en informatievoorziening via pers en massamedia, openbare bibliotheken en culturele centra, conferenties en beurzen en grijze literatuur om cultuur over te dragen en te bemiddelen: educatieve bestel (onderwijs en vorming): de integratie, het doen doordringen van cultuur in het handelen van de persoon en de gemeenschap om goede voorwaarden te scheppen voor culturele groei en ontwikkeling om cultuur te beleven, eraan te participeren en ervan te genieten: stimuleren van bewust, kritisch en creatief beleven van cultuur dit is het terrein bij uitstek van SCW: het cultuur doen leven 1.2.2 culturele beroepen: brede waaier! vbn bibliothecaris, journalist, schilder, operazanger, onderzoeker, festivalbeheerder.. zolang het culturele inhouden als prioritair stelt voorwaarden: groei en ontwikkeling (cultuurbeleid nodig H6) 1.3 sociaal-cultureel werk 1.3.1 betekenis van de toevoeging sociaal 1.3.1.1 5 betekenissen zijn relevant in SCW: richt zich tot allen betreft overdracht groot aantal deelnemers in het bijzonder richtend tot zwakkere groepen in de samenleving geeft mij-ke relevantie en betekenis 1.3.1.2 2 hoofdbetekenissen breed: tussenmenselijk, samen, de sociale dimensie van cultuur eng: voor iemand anders, iets ten behoeve van een groep of situatie SCW heeft een algemeen (vs elitair) karakter, voor iedereen Hoe sterk beide betekenissen zijn op een bepaald ogenblik is afhankelijk van om mij-ke situatie opvattingen beleid middelen knowhow (on)gunstig mij-k klimaat en tijd 1.3.2 werkdefinitie van sociaal-cultureel werk Vanuit de positie van een begeleider/werker SCW is agogische dienstverlening aan individuen, groepen, organisaties bij hun culturele en mij-ke activiteiten: * leren * zich organiseren en belangen behartigen * recreatie * deelnemen aan kunst en cultuur om vorm te geven aan hun culturele en mij-ke situatie (maw: ze worden er beter van)  Voor volwaardige SCW moeten deze essentile componenten aanwezig zijn! SCW zou kunnen aangeduid worden als een verzamelterm voor het geheel van activiteiten waarbij systematische processen van culturele ontwikkeling, gemeenschapsvorming, recreatie en educatie centraal staan Dmv begeleiding, organisatie en beleid, mensen ondersteunen bij het vormen van zichzelf en het vormgeven aan hun culturele en mij-ke situatie ( handelingsmogelijkheden van individuen en groepen vergroten ( zelfwerkzaamheid en zelfstandigheid bevorderen (culturele en mij-ke potenties groeien ( actief burgerschap stimuleren ( het nemen van individuele en mij-ke verantwoordelijkheid 1.3.3 de vier hoofdterreinen ontspannende component: RECREATIE vormingscomponent EDUCATIE culturele component KUNST & CULTUUR sociale component MIJ-KE OPBOUW staan niet los van elkaar - taak in combinatie +- gelijkwaardig en even belangrijk vloeien in elkaar over (cfr bloemconfiguratie) doelstellingenaandachtspuntenRECREATIEontmoeting opvang vermaak gezelligheiduitwisseling plezier van vermaakt worden naar zichzelf vermaken zinvolle tijdsbestedingEDUCATIEvorming&ontwikkeling voorlichting zelfontplooiing sociale kennis &vaardighedenleerprocessen mij-ke orintatie vergroten van handelingscompetenties activering en toeleidingKUNST&CULTUURculturele ontwikkeling creativiteitsontwikkeling kunstbelevingculturele uitwisseling reflectie op kunstbeleving en kunstbeoefeningSAMENLEVINGS- OPBOUWbelangenbehartiging zelforganisatie bewonersondersteuningbelangenarticulatie- en afweging kadervorming participatie mij-ke ontwikkeling in de praktijk: vormingswerk vermengd met andere functies zoals ontmoeting, groepsvorming, actie, dienstverlening verwevenheid van deze functies = integrale benadering vb verenigingsleven: mensen bij elkaar brengen en houden om meerdere functies gestalte te geven functies aantal + welke? bepaald door aanbod en behoefte geen overeenstemming ( spanningen G: erkennings- en subsidiringbeleid ( invloed uitoefenen ( mee richting bepalen De functies van sociaal-culturele activiteiten een activiteit die bijdraagt tot de groei en ontwikkeling van de cultuur (in brede betekenis) zoals die bij de bevolking leeft een activiteit is een systematisch, samenhangend en doelgericht geheel van agogische (benvloedende) handreikingen of interventies er zijn sociaal-culturele activiteiten van allerlei aard: educatieve: integreren van kennis, vaardigheden en attitudes cultuurspreidende: informatieve en voorlichtende activiteiten cultuurscheppende en bewarende: op een productieve manier bijdragen aan het behoud en ontwikkeling van cultuur recreatieve: ontspannende activiteit engagerende: verbeteren van bestaande toestanden, verhoudingen en structuren netwerkvormende: mensen bij elkaar brengen, samenhorigheid doen toenemen 1.3.4 SCW veelzijdig bekeken Een gebeuren tussen drie polen: activiteiten: passief/actief, deelnemen/leiden organisatie: vereniging en locatie: de plek waar het gebeurd + vierde factor: tijd (onvermijdelijk op een bepaald tijdstip of periode) Sociaal-cultureel werk in de vrije tijd De context waarbinnen SCW gebeurt, is van groot belang: in de vrije tijd van mensen waarvoor mensen in vrijheid kiezen SCW als agogisch en methodisch handelen Agogische begeleiding volgens een sociaal-culturele methodiek Een verrijkte werkdefinitie van SCW SCW is agogische dienstverlening, met toep van de sociaal-culturele methodiek aan individuen, groepen, organisaties in hun vrije tijd bij hun culturele en mij-ke activiteiten in georganiseerd verband: * leren * zich organiseren en belangen behartigen * recreatie * deelnemen aan kunst en cultuur om vorm te geven aan hun culturele en mij-ke situatie (maw: zij en de samenleving worden er beter van)  1.3.5 SCW en andere agogische werkvelden onbetwistbaar en volwaardig ASA de sociaal-culturele activiteiten beantwoorden aan bovenstaande definitie slechts 1 element aanwezig? `" SCW; globale perspectief en concrete oogmerk (waarom men wat wil bereiken) spelen mee inhoudelijke argumentatie ( thema, voor en met wie, vanuit, betaald door noodzaak van agogische dienstverlening is relatief H2 vrije tijd en vrijetijdsbesteding 2.1 algemene situering mensen hebben meer vrije tijd, meer mogelijkheden inzake vrijetijdsbesteding. Recreatie is een belangrijk onderdeel geworden van het leven en SCW is in de achtergrond van vrije tijd ontwikkeld 2.2 de vrije tijd als sociaal fenomeen 2.2.1 van arbeidsbestel naar een tijdsbestel met meer vrije tijd vroeger: arbeid= hoofdactiviteit nu: volume tijd is anders toegenomen (niet voor iedereen en in dezelfde mate) 2.2.2 vier centrale vragen begrip+ betekenis (wat is) beschikbaarheid (wie heeft hoeveel) besteding (wie doet wat) bezig zijn met geeft de essentie weer, geen antwoorden 2.2.3 het wezen van de vrije tijd BEGRIP 4 besluiten vrije tijd is de tijd die men kan besteden aan zaken waar men zin en plezier in heeft en activiteiten kan doen waaraan weinig verplichtingen hangen (vaak resttijd, echte vrije tijd wordt al in beslag genomen) vrije tijd is een contextueel gegeven, niet vanzelfsprekend en benvloed door variabelen, elementen die naargelang de situatie grote of kleine invloed hebben (vb geslacht, beroep, voorzieningen, inkomen..) vrije tijd is niet altijd even rustig en ontspannend, men wil immers in de vrije tijd geen tijd verliezen en dus wordt alles opgevuld met allerlei vormen van vrijetijdsbesteding (kicks&flow) vrijheid is niet onbeperkt, maar moet toch voldoende aanwezig zijn 2.2.4 functies en betekenis voor het individu rust en herstel ontspanning ontmoeting experimenteren integratie bezinning opbouwen van een eigen leefstijl leefstijl= een geigende structuur van het priv-leven opgebouwd uit een permanente confrontatie en reflectie van een zelfbeeld met een wereldbeeld referentiekader-geheel van waarden waaruit voorkeuren ontstaan voorkeuren: symboolfunctie, referentiegroep, expressieve functie voor de samenleving economisch: groeiende sector, commercile markt en vrije tijd als beloning mij-k aanzien: status/aanzien verwerven sociale integratie en identificatie: mens verlangt naar integratie en geborgenheid - primaire groep verenigingsleven cultureel: niveau opgetild door kunstzinnige activiteiten politiek: vrije tijd kan een bedreiging vormen ( sociale controle in 2 richtingen (pos/neg) ( van G wordt verwacht dat ze het gebeuren stuurt om negatieve effecten te vermijden 2.2.5 beschikken over vrije tijd 4 kernvragen verhouding aandeel vrije tijd tot andere delen van de totale tijd? trends, verschuivingen? wie heeft hoeveel vrije tijd? Verschillen? wanneer? Heeft VT een frequentie? 2.2.6 besteding van vrije tijd wat doet men? waar, waarom, met wie, wanneer? aanvaardbaarheid wenselijkheid? gestructureerd volgens 3 locaties thuis (huis, tuin, roes, seks) buitenshuis (horeca, sport) ver weg en/of voor lange tijd (zwerven, dagtrips) 2.2.7 met vrije tijd bezig: bekommernis, bemoeienis en beleid 3 centrale actoren: G, actieve burger en commercile sector 1 interventie, mag en kan dat wel? Is ingrijpen niet een beperking van mijn vrijheid? Beweegredenen tot ingrijpen kunnen zijn: preventief, winst maken, recreatief/curatief Opvatting? spanning tussen beheersing en stimulering sturen 2 G en vrije tijd: welke rol? - hoe? - welke ideologie? 3 actieve burgers: sociale bewegingen, verenigingen, vrijwilligers: evolutie impact welke 4 commercieel aanbod: massaal/elitair priv/publiek - schaalvergroting = keuzevermindering? 2.3 recreatie als vrijetijdsbesteding 2.3.1 over recreatie 2.3.1.1 algemeen begrip: ontspanning, verpozing, pret, verzet adempauze tussen werken en inspanning recreatio: herschepping 16de eeuw: feest, plezier, genoegen 18/19de eeuw: hersteltijd (als compensatie) 20ste eeuw: ontspanning recreatieve sector bestaat niet an sich ( specifiekere deelsectoren (vb pretpark); het gaat niet om een gegeven gedrag op zich, maar om de bedoeling en betekenis hiervan kan actief (iets doen) of passief (zitten en kijken) `" recreatievormen ( erg uiteenlopende activiteiten afhankelijk van het doel sterk verweven met andere sectoren (jeugdwerk, mediatheken, buurthuizen..) 2.3.1.2 recreatie en ruimte het gebeurt altijd ergens, kan in principe overal er zijn ruimten aangelegd specifiek voor recreatie: recreatiegebied recreatiedomein ruimte kan botsen met andere functies, kan deze benadelen (vb seksbioscopen, massaal een zondagwandeling doen in een natuurreservaat) openluchtrecreatie: sport, natuur, spelen onderscheid: eigen buurt stedelijk dagdagelijks, directe omgeving, vrij, makkelijk, gratis behoefte vooral bij kinderen, jeugd en kansarmen recreatief medegebruik 2.3.1.3 attracties en evenementen attracties zijn elementen die zorgen voor een verhoogde aantrekkingskracht bij de keuze vooraf en die nadien bijdragen tot een positieve belevingswaarde tijdens het recreatief gebeuren natuurlijke attractiefactoren: landschap, klimaat en kunstmatige: bouwwerken, de Eiffeltoren in tijd beperkte evenementen lokken op korte tijdsspanne vele bezoekers, deelnemers en recreanten uitgaan en stedelijk vermaak: eten, drinken, spel, muziek, dans uitbreidingen vb jazzkroegentocht niet meer geconcentreerd in de binnenstad, maar verplaatsing van stad naar stad 2.3.2 ter ondersteuning van de recreant divers aanbod met oog op tegemoetkoming aan diverse functies (informatie, advies, onthaal, initiatie als vormen van agogische ondersteuning) facitilitaire en materiele voorzieningen (parkeerplek, souvenirs, informatieborden, telefoon) bezoekerscentrum: een accommodatie gelegen bij een attractie ter ondersteuning, verhoging belevingswaarde activiteiten voor-, tijdens en achteraf: voor: lezingen, dia-avond, gesprekken tijdens: gidsen, opdrachten na: creatieve verwerking, presentatie voor de thuisblijvers de belangrijkste voorzieningen en activiteiten in de sectoren recreatie, toerisme en cultuur met publiekswerking (H3) zijn: - folklore - openluchtmusea - monumenten - theaters - speeltuinen - kinderboerderijen - bungalowparken - fietsroutes - algemeen besluit vrije tijd: tijd die mensen ter beschikking hebben om een invulling te geven naar eigen wensen en mogelijkheden niet haarscherp af te lijnen formele (georganiseerde, bestaande voorzieningen) en informele vrijetijdsbesteding, pedagogisch of commercieel vrijetijdsbesteding en sociale samenhang H3 SCW als agogisch en methodisch handelen 3.1 agogisch en methodisch handelen 3.1.1 agogisch handelen kernelementen benvloeding tussen dienstverlenend en clintsysteem methodisering doelgerichtheid bewust systematisch procesmatig planmatig exagogisch en anagogisch handelen  bijtrekken, zorgen dat men minimaal normaal functioneert doorgroeien, naar een hoger niveau doorstoten, boven het minimale uit SCW streeft vooral anagogisch (vb basiseducatie) na, soms exagogisch (vb kunsteducatie) SOCIAAL-agogisch handelen het sociale facet van de werkelijkheid is het aangrijpingspunt ( tussenmenselijke verkeer, ontmoeting en contact tegenover individueel agogisch, dus met groepen, velen met bijzondere aandacht voor kansarmen CULTUREEL-agogisch handelen culturele dimensie als aangrijpingspunt in de brede dimensie ( geestelijk cultureel erfgoed zoals W&N, geloof, symboliek, rituelen.. en materile cultuurgoederen zoals geschriften, architectuur, landschappen, muziek.. agogische begeleiding bieden aan mensen die met cultuur bezig (willen) zijn ( functies (her)scheppen, bewaren, tentoonstellen, bemiddelen en verspreiden (PRODUCTIE OF REPRODUCTIE) aanpak en doelgroep erg uiteenlopend SCW in zijn VOLLE BETEKENIS: cultureel- en sociaal-agogisch handelen moeten voldoende, in goed evenwicht en in samenhang aan bod komen ( sociaal-cultureel-agogisch handelen 3.1.2 sociaal-culturele methodiek Methodisch werken is onlosmakelijk verbonden met de groei en evolutie van het SCW vb Cardijn: zien-oordelen-handelen DEFINITIE: een wijze van denken en handelen gesteund op reflectie, ervaringsdeskundigheid en wetenschappelijke inzichten gebruikt om individuen en groepen aan te spreken en te activeren in n of meerdere bestaansdimensies (kenmerken de mensen als zin- en waardenzoeker, kennisverwerker, sociaal wezen) en hun diverse leefsituaties doelstellingen: ontwikkelen van een eigen identiteit bevorderen van sociale integratie mij-ke participatie opbouw van een duurzame samenleving open kansen scheppen die uitnodigen tot ontmoeting en informeel leren processen van kritische bewustwording, aanzet tot ontwikkeling van sociale, culturele en communicatieve competenties betrokken personen = actieve deelnemers ( dialoog met vrijwillige/professionele medewerker over concrete doelen en aanpak 3.1.3 vier werkterreinen en hun agogische aanpakken geen eilandje op zich educatie samenlevingsopbouw recreatie kunst en cultuur 3.2 educatie en vorming 3.2.1 educatie 3.2.1.1 wat is educatie? = alle activiteiten ter ondersteuning van leerprocessen ( intentioneel leren ( het bewust en doelgericht scheppen van voorwaarden en het organiseren van activiteiten en leerprocessen gedurende enige tijd, met het oog op het vermeerderen van kennis, vergroten van inzicht, verbeteren van meningen en opinies en het verhogen van bekwaamheden, voor zichzelf of voor anderen relatie tussen leren en educatie: leren: de persoon die leert, de leerling die zich ontwikkelt, spontaan en onbedoeld educatie: de persoon, de leraar, wil doelbewust het leren van anderen bevorderen, schept situaties waarin leren mogelijk wordt gemaakt. Het gaat om het ontwikkelen van heel bepaalde kennis, vaardigheden of houdingen Educatie is noodzaak voor alle levensfasen naast pedagogie en educatie voor kinderen en jeugdigen, winnen volwasseneneducatie en oudereneducatie meer aan belang J. Goubin: 4 groepen van volwasseneneducatie de onderwijsgroep (vb tweedekansonderwijs) beroepsopleidinggroep (vb VBAB) sociaal-culturele groep (vb kadervorming jeugdwerk) openbare voorzieningen (vb bibliotheek) 3.2.1.2 hoofdterreinen van leren en educatie formeel leren: betrekking op het leren binnen de context van het onderwijssysteem leraar/begeleider aanwezig niet-formeel leren: leren in georganiseerde verbanden buiten de school (vb scouting) informeel leren: het proces van leren uit ervaring in alledaagse situaties ongeorganiseerd levenslang proces van verwerving van kennis, attitudes en vaardigheden 3.2.1.3 over welke educatie nuttig is beroepsgerichte kwalificatie tegenover algemene vorming algemene vorming wordt meestal beschouwd als superieur aan beroepsopleiding gelijkaardige basisvaardigheden nodig vorming van de arbeidersklasse is sleutelkwalificaties hebben betrekking op de basisvaardigheden waarover mensen moeten beschikken als ze ene actieve rol willen spelen in de verschillende domeinen van hun leven O. Negt : sociale sleutelkwalificaties samenhang creren tussen de eigen levenssituatie en ruimere levensorintaties ecologisch gericht zijn op het zorgzaam omgaan met mensen en dingen en de innerlijke natuur van de mens op kritische wijze kunnen om springen met bedreigde en gebroken identiteit bekwaamheid te kunnen omgaan met herinnering en utopie onteigeningen van de leefwereld ervaren het vermogen om de vervreemdende verhouding tussen de mens en technologie in vraag te stellen de idee van sleutelkwalificaties kan helpen om de grenzen tussen beroepsopleiding en algemene vorming te vernauwen en meer gentegreerde en geglobaliseerde educatie te realiseren ( algemene competenties 3.2.1.4 permanente vorming of levenslang en levensbreed leren = het levenslange proces waarbij personen en organisaties de nodige kennis en kundigheid verwerven om hun professionele, sociale en culturele taken in een snel veranderende samenleving beter aan te kunnen ingebed in het persoonlijke en mij-ke leven van de deelnemers waar? school, vakbond, media, religieuze diensten, bibliotheken 3.2.2 vormingswerk 3.2.2.1Klassieke beschrijving: een proces in de persoon waardoor hij tot een beter verstaan van zichzelf en zijn situatie komt vormingswerk is gericht op de bevordering van dit proces 4 gevolgtrekkingen: streeft naast kennisverhoging ook de groei naar een beter handelend subject streeft resultaten na in het dagelijkse leven lerende persoon = actief, men verwerft capaciteiten naar eigen behoeften vorming streeft naar groei en ontwikkeling van het geheel van de samenleving en van alle individuele leden daarvan 3.2.2.2 een nieuwe definitie? vorming is een proces dat zich afspeelt tussen personen (intersubjectief) de betrokkenen verkennen en motiveren elkaars handelingorintaties ( kan leiden tot het bevestigen of wijzigen van oorspronkelijke inzichten mensen ondersteunen opdat ze zelf hun standpunten kunnen formuleren ( anders maatschappelijk nuttig dan beroepsgerichte kwalificatie Het gaat om leren tot handelen, het leermoment staat centraal 3.2.2.3 vormingswerk en de hoofdvermogens van de persoon vormingswerk: gericht op alle hoofdvermogens van de mens, deze komen aan bod in ene verhouding: kennis en inzichten (weten) attitude en houding (zijn) vaardigheden (kunnen) visie (verbeelding over de toekomst) 3.2.2.4 inhouden vormingswerk onderscheid: gericht op - basisvorming (exagogische bedoeling) of - verdere ontplooiing en ontwikkeling (anagogische bedoeling) hoofdcategorien persoonlijke vorming relationele vorming communicatieve vorming mij-ke vorming culturele vorming kadervorming 3.2.2.5 vormingswerk en doelgroepen In principe tot alle soorten groepen, soms ook aan een bepaald kenmerk vb leeftijd of geslacht ( driedeling jeugd en jongeren volwassenen bijzondere groepen de grenzen hiertussen zijn niet altijd scherp te trekken categorisering is steeds minder vanzelfsprekend (samen als het kan, apart als het moet) onderscheid tussen deelnemers/cursisten en leden dubbele meerinzet tgo eenmalige deelname aan alles meedoen, het hele programma bepaalde organisaties werken met een ledenstructuur, andere werven losse en telkens andere deelnemers/cursisten die zich voor een welbepaald onderdeel inschrijven er is een nieuw belangrijk leeftijdssegment als doelgroep voor vormingswerk: ouderen, senioren, bejaarden, derde leeftijd 3.2.2.6 vormingswerk en methoden algemeen leren op drie manieren: individueel leren groepsgewijs leren leren in breder mij-k verband vormingswerk situeert zich op 2&3 2: via lezingen, cursussen, ateliers.. 3: via actieprojecten, opbouwwerk.. 3.3 samenlevingsopbouw 3.3.1 samenlevingsopbouw: een omschrijving en perspectief 3.3.1.1 omschrijving werkdefinitie: het handelen door een samenlevingsverband of een collectiviteit om collectieve problemen tot een oplossing te brengen waarbij mensen leren zich organiseren en weerbaar opstellen aldus gaat participatie het beleid invloeden systematisch werken aan sociale infrastructuur maakt samenleven in sociale verbanden en participatie aan mij mogelijk 2 componenten: formeel: professionele ondersteuning (organisaties, diensten) informeel: zelforganisatie moeten op elkaar aansluiten en elkaar aanvullen 3.3.1.2 tien bakens voor de idee samenlevingsopbouw de idee, dynamiek en het gebeuren van samenlevingsopbouw is heel breed, geen precieze grens, afbakening n voorwaarde: zelfwerkzaamheid samenlevingsopbouw gebeurt niet alleen met begeleiding, maar ook spontaan, via zelforganisatie, zonder ondersteuning ( bewijst dat mensen niet bij de pakken blijven zitten het geheel van samenlevingsopbouw is veel meer dan datgene wat onder n bepaalde subsidietitel valt waar is samenlevingsopbouw mee bezig? thematiek? om het even wat, van materile en immaterile zaken naar organisatorische zaken en mengvormen doelgroepen? In principe: allerlei, in het bijzonder: kansarmen verschilpunt met andere onderdelen en invalshoeken in welzijnsbevorderend werken WEL: a) de kijk op en de benaderingswijze van de situatie b) de aanpak en werkwijze ( collectief en structureel door en met bevolking (niet voor) ( intentie: zelfwerkzaamheid collectieve benadering en aanpak staan centraal collectief tov individueel ( macro-agogisch (veel mensen, niet alleen beperkt tot wie actief deelnam; resultaat is voor iedereen) samenlevingsopbouw sluit het meest aan bij SC-sector dan bij MW samenlevingsopbouw is veranderings-, vernieuwings- en verbeteringsgericht opbouwwerk is slechts n specifieke methodiek van samenlevingsopbouw 3.3.2 mij-ke activering en samenlevingsopbouw = proces waardoor men meer actief wordt, meestal na een stimulans = de inspanningen van iemand of een instantie om anderen actiever te laten doen of in gang te krijgen object: om het even wat, voor of tegen maatschappelijk : activering gericht op maatschappelijk handelen (niet individueel handelen) activeerders: vrijwilligers of SCWers (deskundigen) 3.3.2.2 relatie tussen mij-ke activering en samenlevingsopbouw meeste initiatieven in samenlevingsopbouw hebben meer of minder activering nodig niet alle mij-ke activering leidt tot een succesvolle samenlevingsopbouw activering = kerntaak van de opbouwwerker 3.3.3 samenlevingsopbouw en culturele thematieken culturele thematieken en terreinen waarin samenlevingsopbouw aan bod komt: verwerven en behouden van culturele voorzieningen zeggenschap en zeggenschapstructuren relaties tussen culturele voorzieningen/activiteiten en hun ruimtelijke omgeving democratisering van en het verhogen van de deelname aan het culturele gebeuren (drempels doen verdwijnen) samenlevingsverhoudingen, sociale en culturele integratie 3.4 vrijetijdswerk 3.4.1 vrijetijdsagogie = het geheel van systematische processen die opgezet worden als doelbewuste interventies waarbij men op grond van wetenschappelijke inzichten en met behulp van sociale technieken aan de vrijetijdsbesteding en beleving een meerwaarde toevoegt kan/zal zich richten op basisbehoeften: gezelligheid, beweging, ontdekken in diverse vrijetijdscontexten functies: direct werken met deelnemers agogische begeleiding van individuelen en groepen met 3 aspecten: onthalen initiren (aanleren van basisbeginselen) animeren (cfr 3.4.2) voorwaardenscheppende bijdragen = alles wat nodig is opdat potentieel genteresseerden op de juiste plek eraan kunnen beginnen 3 belangrijke aspecten: informeren en adviseren (verstrekken + vraagontwikkeling) vormgeving en arrangementen (een geordend pakket en het vorm en inzicht geven van ruimten) beleidsmatig werken (oog voor participatie, bidrage leveren om de actoren in de vrijetijdssector -G, comm. bedrijven- op de juiste weg te zetten) 3.4.2 animatie oorsprong van het begrip anima= ziel, animeren: bezielen, geestdrift opwekken animatie= activiteit die bezieling en geestdrift opwekt, in stand houdt, ontwikkeld dubbele doelgerichtheid: een meerwaarde creren in de beleving van het vrijetijdsgebeuren mensen aanzetten om iets te doen, uit de passiviteit te treden animatie is agogisch handelen, dus een doelgericht en bewust interveniren animatie kan een belevingswaarde creren voor het individu, individuen in groep en groepen als zodanig 2 focussen: - als doel op zich: een meerwaarde zodat de beleving optimaal wordt - als middel of opstap voor een ander doel 4 doelstellingen: communicatie (contact) creativiteit (ontplooiing) integratie (betrokkenheid) participatie (deelname) verschillende vormen: volgens inhoud visueel, verbaal, motorisch, mediaal, ecologisch.. keuze; professionele animator of zelfanimatie 3.4.2.2 animatie in het SCW kan een hoofdmoment zijn, in dat geval kan het leren en mij-k handelen ondersteunen ( vaak nuttig in vormingswerk en samenlevingsopbouw in het verenigingsleven is animatie een vast onderdeel animatie en vrijetijdsbesteding komen voor in volgende werksoorten: verenigingsleven voor volwassenen jeugdbewegingen plaatselijk jeugdwerk culturele centra amateuristische kunstbeoefening 3.5 kunst en cultuur 3.5.1 over kunst en cultuur 3.5.1.1 kunst Het samenbrengen van esthetische, technische en symbolische elementen tot een eenheid dat niets buiten zich hoeft om zich te rechtvaardigen kunst is autonoom maar wel in een bepaalde periode en van een bepaalde kunstenaar dient vele doelen weergave van de werkelijkheid wekken van esthetisch beleven scheppen van fantasiebeelden produceren van vormen en verhoudingen originele zelfexpressie kunst is wezenlijk verbonden met de behoefte aan duiding van het bestaan en zijn fundamentele en onoverkomelijke ritmen 3.5.1.2 cultuurgoederen verheven cultuurgoederen literatuur, archeologie, volkscultuur daarnaast cultuurgoederen voor het dagelijkse gebruik, hebben aanleiding gegeven om er op vele manieren mee uit te pakken ( publiekswerking 3.5.2 cultuurbemiddeling = maatregelen en initiatieven om cultuur bij het publiek te brengen matig succes in Vlaanderen grote groepen van de bevolking beschikken niet over culturele competenties traditionele opvatting: gehanteerd cultureel concept is elitair de overtuiging dat het goed is alle bevolkingsgroepen te betrekken is modernistisch en bevoogdend kritische opvatting: ruimer en meer relativistisch concept verscheidenheid in cultuur wordt positief gewaardeerd uitgesproken agogisch accent; meerwaarde door interactie product en consument een agogische benadering ( 2 sporen receptieve kunstbeleving: het programmeren en omkaderen van culturele activiteiten artistieke productie: organiseren en verzorgen van kunstzinnige activiteiten ( amateuristische kunstbeoefening ( projecten balanceren tussen kunst als doel of als middel en als sociaal oogmerk anderzijds M. Rijsbosch: derde spoor: opnieuw in openbaarheid brengen cultureel bemiddelingswerk vangt aan met analyse van enerzijds het cultureel product en anderzijds de beoogde publieksgroep cultureel werker: goede verhouding nastreven tussen: kwaliteitsbevordering (exploratie van de vertrouwde cultuurkring) keuzeverruiming (kennismaking met nieuwe cultuuruitingen) cultuurbemiddeling is niet scherp te onderscheiden van andere vormen van SCW; grote overlappingen omvat ( educatief werk (kunstzinnige vorming en kunsteducatie) ( animatief werk (enthousiasmeren, motiveren) ( activering ( organisatorisch werk waarom bemiddeling? term is specifieker de term bemiddeling is sterk verbonden met een visie op democratisering van d cultuur de term brengt bemiddeling (tussen product en waarnemer) de agogische benadering tot uitdrukking brengt kern: cultuurparticipatie en culturele competenties verhogen activeren van nieuwe doelgroepen vormen van actieve en receptieve kunsteducatie aanbod van actieve vrijetijdsbesteding vormen van publieksbegeleidingprogrammas met vrijwilligers vormgeven van verbindingen en samenwerkingsverbanden ruimte geven aan nieuwe of nog niet gevestigde kunstuitingen H4 niet kennen! H5 de sociaal-cultureel werker 5.1 het werk van de SCWer 5.1.1 functies hoe agogisch werk gestalte krijgt: twee hoofddimensies: de agogische relatie met/voor doelgroepen (horizontaal) functie: agogisch (pedagogisch, educatief) direct agogisch werken met doelgroepen (uitvoerend werk) ondersteunen (helpen/opstarten, organiseren..) van uitvoerend werk de werker in het kader van zijn organisatie (verticaal) functie: voorwaardenscheppend organisatiegericht beleidsgericht van lle beroepskrachten wordt verwacht dat ze bijdragen aan het beleid van de dienst, organisatie of instelling waar zij deel van uitmaken het beheer en het behartigen van de financile, materile en personele belangen van die dienst/instelling/organisatie het doelmatig functioneren van de staf en het bureau het verzorgen van de externe relaties en aan de beeldvorming van de organisatie de verdere ontwikkeling van het werk door rapportage en studie en onderzoek binnen het geheel van functies: 3 soorten opdrachten leidinggevende of directiefuncties ondersteunende of staffuncties uitvoerende agogische functies 5.1.2 taken van de SCWer 5 kerntaken: contact leggen programmeren en organiseren begeleiden van deelnemers en vrijwilligers instellingsgericht werken: beheer en organisatie beleid en ontwikkeling deze kerntaken keren steeds terug bij om het even welke activiteit of initiatief de verhouding ertussen inzake energie, deskundigheid, moeilijkheidsgraad enz zal verschillen van situatie tot situatie er zijn een aantal kernelementen die in de job van elke SCWer terugkomen in wisselende verhoudingen ( geconcretiseerd in 4 takenclusters educatieve taken taken met betrekking op mij-ke activering taken van animatie en cultuurbemiddeling taken inzake organisatiebeleid en -beheer 5.1.3 beroepsmatig en vrijwillig werken in het SCW hoofdambtelijk: voltijds nevenambtelijk vrijwillig 5.1.3.1 de hoofdambtelijke medewerk(st)er zeer verschillende opdrachten: afhankelijk van werksoort organisatie verantwoordelijkheid professionele autonomie gemeenschappelijke taken voor ieder die met professionele verantwoordelijkheid in deze sector werken: organiseren, plannen, realiseren en evalueren van dienstverlening van de organisatie bijdragen aan het beleid beheer en behartiging van financile, materile en personele belangen van de organisatie doelmatig functioneren van de staf en het bureau verzorgen van externe relaties verdere ontwikkeling van het werk onderzoeken administratieve taken (eindverantwoordelijkheid) 5.1.3.2 de nevenambtelijke medewerkster minimaal 12u p/j meewerken aan sociaal-culturele activiteiten vooral beroep op gedaan voor verschillende inhoudelijke domeinen, maar hebben ook een procesondersteunende inbreng hebben een onduidelijk statuut, geen duidelijke beleidsvisie vanuit de organisatie + ook weinig aandacht door G 5.1.3.3 vrijwilligers vrijwilligerswerk zijn activiteiten die in een georganiseerd verband, onverplicht en onbezoldigd worden uitgevoerd en waarover binnen de organisatie duidelijke omschrijvingen en afspraken bestaan en ten behoeve van andermans welzijn noot: maatschappelijk engagement en inzet ten voordele van verafgelegen situaties is mogelijk, het direct-agogisch werken hier, komt mensen ginder ten goede 5.2 deskundigheid en persoonlijkheid van de SCWer 5.2.1 vier vlakken: kennis en inzichten attitudes vaardigheden en kundigheden visie hebben op - mens en mij - SCW - het beroep van de SCWer - specifieke thematieken waar hij mee te maken heeft 5.2.2 minimale deskundigheid is vereist: onderscheid tussen agogische en voorwaardenscheppende taken agogische ( educatie activering animatie cultuurbemiddeling -.. voorwaardenscheppende (administratie beleid Public Relations -.. specifieke en meer algemene beroepskwalificaties 5.2.3 kwalificaties behorende bij de takenclusters 1 bij educatieve taken: vanuit de vaststelling en detectie van mij-ke noden en tekorten, behoeften van mensen/groepen leer- vormings- en onwtikkelingsprocessen te realiseren met en voor deelnemers 2 bij mij-ke activering: individuen en groepen ertoe leiden naar voorzieningen zodanig dat hun participatie in de samenleving wordt vergroot en hun mij-ke situatie beter wordt + verandringsgrecih werken aan de samenleving 3 bij animatie en culturele activiteiten: het bewerkstelligen van communicatie, creativiteit, genieten, integratie en partivipztie van personen in een groep via het opzetten en stimuleren van kwaliteitsvolle belevingsmomenten 4 bij taken in en in en om de organisatie: in en vanuit instellingen en organisaties efficint, effectief en beleidsmatig als educatieve kracht mee te werken 5.2.4 meer uitgewerkt: kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes ( moeten resulteren in een visie op het beroep, de beroepsuitoefening, het SCW en op de mens en maatschappij 5.2.5 persoonlijkheid: drie elementen culturele bagage = culturele competenties betrokkenheid op de samenleving ( niet wereldvreemd zijn ( zich aantrekken wat er omgaat in de samenl. openheid, ruimdenkendheid ook confrontatie met: zelfkennis/zelfbeeld persoonlijke groei eigen behoeften (on)macht en gezag 5.2.6 deskundigheid en persoonlijkheid groeien en ontwikkelen zich ( ontwikkeling is gevolg van bevordering ( bijscholing: niet achterop geraken nascholing: specifieke onder de knie krijgen ( het gaat vooral om vermogen om zaken in de goeie richting in beweging te krijgen 5.3 werken in een sociaal-culturele organisatie 5.3.1 algemeen perspectief werken in een sociaal-culturele organisatie verschilt in een aantal opzichten niet van het werken in anderssoortige arbeidsorganisaties 5.3.2 15 facetten van belang voor sociaal-culturele organisaties omvang: klein/groot polyvalent/meer gespecialiseerd personeel doelgerichtheid: profit/non profit commercieel initiatiefnemer en juridisch stauut: overheid particuliere organisatie priv persoon rechtspersoonlijkheid feitelijke vereniging vrij georganiseerd of gereglementeerd inkomsten: subsidies/andere bronnen categorie: Iedereen/bepaald(welke? territoriale rijkwijdte funcionele rijkwijdte: 1/meerdere functies levensbeschouwing: openbaar(iedereen/neutraal(zonder strekking/specifieke strekking(filosofisch/ideologisch voor wie deel en geheel: autonoom/ingebouwd tijdsduur bestuur en beleid kwaliteit en kwaliteitszorg oud en nieuw LMmg h Z o ~ b t u Խ~g~O~O~~~7/h6 h 55>*B*CJOJQJ^JaJph/ jh6 h 5B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 56B*CJOJQJ^JaJph)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 5>*B*CJOJQJ^JaJph$h6 h 55B*OJQJ^Jph,h6 h 55B*CJOJQJ^JaJph)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 55B*CJOJQJ^JaJphLMmf Y Z [ < ~  b c  & Fgd 5 & Fgd 5&$d%d&d'dNOPQgd 5gd 5  u { } <KLQ{6~иУУУиУkS<,h6 h 55B*CJOJQJ^JaJph/ jh6 h 5B*CJOJQJ^JaJph1h6 h 5B*CJOJQJ^JaJmHphsH=jh6 h 5B*CJOJQJU^JaJmHnHphu)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph/h6 h 55>*B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 5>*B*CJOJQJ^JaJph/h6 h 56>*B*CJOJQJ^JaJphc ] EL/fQR{87 & Fgd 5 & Fgd 5gd 57}~#H & Fgd 5 & Fgd 5gd 5 & Fgd 5 #<UB~%UN O !!?!]!$ % %%%%X&Y&&&&&))*****s++1,تتتؒؒؒؒؒتتؒؒؒت/ jh6 h 5B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 55B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 5>*B*CJOJQJ^JaJph)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph$h6 h 55B*OJQJ^Jph9":{B~%&U $Ifgd 5 & Fgd 5 & Fgd 5gd 5 & Fgd 5TN {{{{{{{{gd 5ekd$$IfF## t0644 la h$If^hgd 5 & F $Ifgd 5 !?!@!]!!!!!!"7"f"g"v"" $Ifgd 5 & F gd 5gd 5""""""""""#qh[[[[[[[[ & F $Ifgd 5 $Ifgd 5kdD$$IfFF#p|\ t06    44 la ###/#<#L#i#w####qh[[[[[[[[ & F $Ifgd 5 $Ifgd 5kd$$IfFF#p|\ t06    44 la ####$$,$Z$qh[[[[[ & F $Ifgd 5 $Ifgd 5kd.$$IfFF#p|\ t06    44 laZ$[$i$p$$$$$$$$qhh[[[[[[[ & F $Ifgd 5 $Ifgd 5kd$$IfFF#p|\ t06    44 la $$$ %%n%%&&?&e&f&&qlllllllllllgd 5kd$$IfFF#p|\ t06    44 la &&&&o'',(j(()<)))))^****3+r+s+++++ & F 8gd 5 & F R88^8`gd 5gd 5++,M,,(------wrrgd 5ekd$$IfF## t0644 la h$If^hgd 5 & F $Ifgd 5 $Ifgd 5 1,L,s,,,,h-y---.4/j/l///000>0V01A1112 2)2:2M2X2f2222i333ԽԤԌԤԤwԽ```Խ,h6 h 56B*CJOJQJ^JaJph)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph/ jh6 h 5B*CJOJQJ^JaJph1h6 h 5B*CJOJQJ^JaJmHphsH,h6 h 5>*B*CJOJQJ^JaJph)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 55B*CJOJQJ^JaJph%-J.6//000>0?0V0111A111112*2N2 & Fgd 5*$d%d&d'dNOPQ^gd 5^gd 5 & F R0^`0gd 5N2g2v222223u445w5x5555555556666*7+7 & Fgd 5 & Fgd 5^gd 5 & Fgd 53u44x5566?7I77777)828c8k888889699 ::4;q;r;;;[<\<<<<<X=~==>>9>;>b>e>>Ӽvvv,h6 h 5B*CJH*OJQJ^JaJph,h6 h 56B*CJOJQJ^JaJph/ jh6 h 5B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 5>*B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 55B*CJOJQJ^JaJph)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph.+7?777)8c89969C999999 :::\:]::::4;p;q;;< & Fgd 5 & Fgd 5^gd 5<)<Z<[<<<@=V=W=X=~=====x>$?Y?@.A0AhA>@@$@&@BBCCDDDDEFFFxHHI'INJyJJJAKKKOKYKcKeKLLMҹҚ҃lll҃҃҃WlllҚ)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 5>*B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 55B*CJOJQJ^JaJph=jh6 h 5B*CJOJQJU^JaJmHnHphu1h6 h 5B*CJOJQJ^JaJmHphsH)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph/ jh6 h 5B*CJOJQJ^JaJph"CCCC{D|DDDD*B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 55B*CJOJQJ^JaJph)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph/ jh6 h 5B*CJOJQJ^JaJph+HPSPPQ,RrRRRbScSSSSSSTT,TdT8^8gd 5gd 5* & F$d%d&d'dNOPQgd 5*h$d%d&d'dNOPQ^hgd 5dTyTU5URU{UUUU:V;VVWWCWWWWX2XfXXXXXY)Y*Y>Y & Fgd 5gd 5>YYYYY"Z#ZJZZZZZ[[/[[[B\\\,]T]]]~^^^_r_ & Fgd 5gd 5r____``(`G`````Aaoaa+b,bJbb!cecfcccc!ddd & Fgd 5 & Fgd 5gd 5dddde1eXeeeeeeee fff>fffff+g,gggggg & Fgd 5gd 5ghhhhi8i9iZi[i|iiiiii#jGjHjIj`jjjj & F gd 5gd 5UhhhhIj`jjkkmmppFpGpppqqrttMv`vwvwwJzZz9~:~f}}~Մք3G9ՇևԽԥԥԥԥԆԽԽԥԽԥԽԥԥԥ=jh6 h 5B*CJOJQJU^JaJmHnHphu/ jh6 h 5B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 55B*CJOJQJ^JaJph)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 5>*B*CJOJQJ^JaJph4jj5kqkkkkllfllllltm nn_ocpqVqqqq & F"gd 5gd 5* & F!$d%d&d'dNOPQgd 5qqrr[rrrrFs{s|ss tVtttt1uVuuvKvLvMv`vwvjwkww & F#gd 5gd 5wwwwwAxJxsxxxx y#y]yyJzKzZzszzzz{X{ & F'gd 5 & F&gd 5 & F$ `gd 5 & F$gd 5 & F%gd 5gd 5X{{{{{K|L|Y|||||| }(}@}A}}}}}}9~n~o~~~~ & F(gd 5gd 5 & F'gd 5~ 3Ddefgh}34Հ0 & F*gd 5gd 5 & F)gd 5 XYr7mՄ3:; & F-gd 5 & F,gd 5 & F+gd 5gd 50jk·=LdeyNO܉?tÊĊ & F/gd 5 & F/gd 5gd 5 & F.gd 5և>?MNĊ En}*U/őЗ Z[Кz.]^˝;<꽨zzzzzzzzzzzzzz,h6 h 5>*B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 55B*CJOJQJ^JaJph)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph/ jh6 h 5B*CJOJQJ^JaJph)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph0Ċ E*50|}Վ/ & F2gd 5 & F1gd 5 & F0gd 5gd 5&$d%d&d'dNOPQgd 5/<KgÏڏۏ.6Gqđő +,V & F4  3^3`gd 5 & F4gd 5 & F3gd 5gd 5Вђ7/N|֔ L^`Lgd 5 & F5 " L^`Lgd 5 & F5 " `gd 5 & F5gd 5gd 5З՘D & F7gd 5 & F6gd 5gd 5&$d%d&d'dNOPQgd 5 Кyz0]ʝ˝,-.q & F8gd 5gd 5<ab-qrDu`ˡ]¢âʢ ():;`ay6lmP g     Q R n o    ꤻꢤ)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJphU,h6 h 55B*CJOJQJ^JaJph,h6 h 5>*B*CJOJQJ^JaJph/ jh6 h 5B*CJOJQJ^JaJph)h6 h 5B*CJOJQJ^JaJph7CDEuZˡ]ʢ yݣ6S & F9gd 5gd 55.4 opleidingen tot SCWer 5.4.1 algemeen perspectief zestal belangrijke kenmerken gemeenschappelijke basis ( multidisciplinaire aanpak driejarige basisopleiding parktijkgericht geigende concepten, methoden en technieken voortdurende wisselwerking tussen theorie en praktijk enkele inhoudelijke onrintaties centraal (basisaccenten) 5.5 beroepsuitoefening 5.5.1 in het beroep stappen, blijven en uitstappen SCW = open beroep qua instapvoorwaarden ( geen enkel diploma heft monopolie overstappen en doorgroeien is mogelijk (evoluties vb van jeugd- naar volwassenen werk, van uitvoerende naar staffunctie, van allround nar gespecialiseerd 5.5.2 de rechtspositie van de SCWer werken in loondienst of in gesubsidieerde functies in non-profit organisaties welk statuut of dienstverband hoofdzakelijk of deeltijds SCW toenemende professionalisering ( oprichting WG-organisaties ( gesprekspartner voor de vakbonden en PC voor de SCWer H7 de sociaal-culturele sector PAGE  PAGE 19 S N O P g            2     & F;gd 5gd 5 & F:gd 5                 h]hgd 5 &`#$gd 5gd 5&$d%d&d'dNOPQgd 5              h 50JmHnHu h 50Jjh 50JUh 5 1h. A!"#$%B$$If!vh5##v#:VF t65#s$$If!vh5p5|5\ #vp#v|#v\ :VF t65p5|5\ s$$If!vh5p5|5\ #vp#v|#v\ :VF t65p5|5\ s$$If!vh5p5|5\ #vp#v|#v\ :VF t65p5|5\ s$$If!vh5p5|5\ #vp#v|#v\ :VF t65p5|5\ s$$If!vh5p5|5\ #vp#v|#v\ :VF t65p5|5\ B$$If!vh5##v#:VF t65#F`F  5 StandaardCJ_HaJmHsHtHLA@L Standaardalinea-lettertypeZi@Z Standaardtabel :V 44 la .k. Geen lijst : `:  5 Voettekst  p#0)`0  5 Paginanummerl`l  5 Tabelraster7:V0LMmfYZ[<~bc]EL/fQ R { 9 : l  p  QN:HRw(<{L\hox!G%&'(op<= :a?`a (5BJu+DESj'HUbvwx!=>mo% O P m !O!w!!!!"V"z"{"|"""## $ $$$8$$%a%%%%%%%&&&&& 'p'q''''''((G(S($))***+#+3+?+J+Y+d+n+++$,d,,,,-/---....//G/i/j//////r0s0000D111112n2222223!3O3u3344"5m5n55666^7u7v77Q8R8888919S9u999999}::E;;<<<m===">#>$>O>s>>>>>>>? ???9?sSsos}s t t\t]totttttu~uuuuuevfvgvvvv.w/wHwpwww xCxxxxx yyzzzzz{@{A{{{{|"|:|;|O|c||$}%}b}}}}~J~~~~~~~~~~ RSʂ!=hX Gp΅,] b{ԇ$R]͉Ή͊Ίopqrs΋؋mnԌ`aƍߍklOP{3ǑeGpƓKf0p3Y}OX{—ݗJdt֘)\ЙۙCDi՚ijk0000000000000 0 0 0000 0 0000000 0 0 0 000000000000000000 0 00000000 0 0 0 0 0 000000000000 0 0 0 0 0000 0 0000 0 0 0 0 0 0000000 0 0 0 0000000000000000 0 0 0 0000000000 0 0 0 0 0 0 0 000 0 0  0  0  0  0  0 000 0 0 0 0 0000 0 0 0 0 0 0 0000000000000000 0 0 0 0 0 0 0 0 0000000000000000 0 0 0 00000 0 0 0 000000000000000 0 0 0 00000 0 0 0 0000 0 0 0 0 0 0 0000000 0 0 0 0 0000 0 0 0 00000000000000000000000000 00 0 0 0 0 000 0 0 0 0 0000000000 0 0 00000 0u9 0u9 0u9 0u9 0u900 0 0 0 0000000 0 0 0 0 0 0 000000000 0 0 000 0 0 000000000 0 0 0 0 0 0 0000000000000000000000000000 0 0 0 000000000000000000000000 0 0 0 0 0 000000000000000000 0 0 0 000 0U 0U 0U0000000000000000 0 0 0 0 0 000000000000000000000000 0 0 00000000000! 0! 0! 0! 0000000000" 0" 0" 0" 0" 0" 0" 0" 0" 000000000000000000# 0# 0# 0# 0# 00000000000% 00$ 0$ 0$ 00$ 0Il00& 0& 0& 00000000' 0' 00000000000( 0( 0( 0( 0000000000000) 0) 0) 0) 0) 0000000000000* 0* 0* 0* 0* 000000000000000+ 0+ 00, 0, 0, 0000- 0- 0- 00000. 0. 0000000000/ 0/ 0/ 000/ 0|/ 0|/ 0|/ 0|/ 0|/ 0|000000000 00 0001 01 01 01 01 0002 02 02 000003 03 03 03 03 00000004 04 04 04 0004 0p4 0p4 0p0000005 05 05 05 05 05 05 0005 0R5 0R5 0R000000000006 06 06 06 00007 00007 000000000000000000008 08 08 08 0000000000000009 09 09 09 09 09 09 09 09 09 0 9 0 9 0 9 0 9 0 9 000000: 0: 0: 0: 0: 0: 0@0@0 @0p@0 @0 @08@0 @0 @08@0 @0 @0 @; 0@; 08@; 0@; 0p@0p@0p@0p@0p@0@0@0p@0p@0pM900My00pMy00My00@0@0@0t0 u 1,3>MUhև<  RUXcfimt|c 7 "##Z$$&+-N2+7<CI@KHPdT>Yr_dgjqwX{~Ċ/S  SVWYZ[\]^_`abdeghjklnopqrsuvwxyz{}~ T !!8@X(  TB  c $DTB @ c $DTB  c $DTB @ c $DTB  c $DTB  c $DB S  ?69?:?[[e\ u\ tp$ etpk$ ;thktHH9t88t ;e VZftjN]ʍAn:ayVZVQGYP榞QUJ&.AԈ/0AF*z?a^tSrLo={ * ֆ`bf#8AV$Q{~f%HK')Q*2 ,2-2i.ȅ Yr/cj1t*UHh2 w3|na5$/8^^:8=L2+^?<FYAieBSVz 7Eb*_SIF4ZJ]uxL׸eMآtgJO#eO" lUUfP`|Wz!z!z!z!z!6>z!z!z!z!`&z!z!z!z!z!`&z!z!z!z!z!z!z!z!z!z!z!6>z!z!`& 5&'5DES'vw{" $$@hd} } }$}%45—P@PP(@P.P`@P@P@P@UnknownGz Times New Roman5Symbol3& z Arial;Wingdings?5 z Courier New"122OO!4BB3QH)? 5SOCIAAL-CULTUREEL WERK  ;                           ! " # $ % & ' ( ) * + , - . / 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 : Oh+'0t  0 < HT\dlSOCIAAL-CULTUREEL WERKOCI CICICI Normal.dotT rm1rmMicrosoft Word 10.0@@ܙwQc@ܙwQc՜.+,0 hp|   AOBA SOCIAAL-CULTUREEL WERK Titel  !"#$%&'()*+,-./0123456789:;<=>?@ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]^_`abcdefghijklmnopqrstuvwxyz{|}~      !"#$%&()*+,-.0123456;Root Entry FP˔Qc=Data 1Table)(WordDocument"SummaryInformation('DocumentSummaryInformation8/CompObjj  FMicrosoft Word-document MSWordDocWord.Document.89q